rolandenbarbara.reismee.nl

Op advies van de tandarts…een waar gebeurd verhaal!

Wat doe je in den vreemde als je tandpasta op is en je gaat naar de super en ziet een schap vol tandpasta, maar jouw merk staat er niet bij? Je mailt je tandarts een foto en vraagt hem advies welke tandpasta je moet nemen. Met bamboezout of met groene thee? Of toch maar gewoon de rode of de blauwe verpakking?

Het antwoord is al net zo ontnuchterend als de (Chinese) tekst op de verpakkingen: ‘Neem die rechtsonder maar, die is in de aanbieding. Als er maar fluoride in zit'. En dan voegt hij er nog aan toe: ‘Een dagje overslaan is ook niet zo erg'. Met dit advies van onze gerenommeerde tandarts, M.W. te H., in het achterhoofd sloegen wij zo af een toe een dagje over (wat overigens niet bevorderend is voor de smaakpapillen)...

...tot we op de markt (!) kennis maakten met de Chinese tandheelkunde. Vanaf nu poetsen wij 4 keer per dag, met bamboezout, groene thee, uit een blauwe verpakking én een rode verpakking en allemaal met fluoride... Waarom? Zie bijbehorende fotoserie.

(De volledige naam van onze tandarts hebben wij om begrijpelijke en privacyoverwegingen weggelaten)

Laughing


Genieten (?) van natuurschoon

Als je de bergen in gaat moet je een wandelstok. Die is helemaal niet handig, maar dat doet er niet toe: het hoort erbij, je kan er leuk mee over de grond slepen of je kind de takken mee van de bomen laten slaan. En een grote gele plasticzak met armen en benen eraan, om je te beschermen tegen wind en regen. En natuurlijk een gids met een vlag, die je vertelt wat je ziet. Gelukkig beschikt die gids ook over een microfoon met geluidsversterking XH (Extra Hard, met en zonder galm), want anders komt ‘ie niet boven het gekakel van je groepsleden uit en dan kun je niet horen wat je ziet.
Eten en drinken is er in overvloed op de berg. Iedereen heeft namelijk, zoals schijnbaar altijd in China, tassen vol eten en thermosbekers met thee bij zich en daarnaast zijn er ook nog stalletjes met noodles, soep, kippenpoten, worstjes op een stokje en gekookte eieren in soorten en maten. Restaurantjes en bankjes zijn er weinig, maar da's geen probleem: als het etenstijd is ga je gewoon met je groep op of naast het pad op de grond zitten en stal je je etenswaren om je heen uit. Beetje lastig voor de overige wandelaars, maar ach...die wringen zich er wel langs, net als de dragers dit met pakketten van naar schatting zo'n honderd kilo de berg op lopen. Want als we boven zijn is het eten op en moet er nieuw gekocht en er gaat geen weg of kabelbaan naar de top...
Bij sommige uitzichtpunten sta je in de rij vanwege de drukte en als het te lang duurt piep je gewoon voor. Want hoewel dat niet meer gebruikelijk is in het moderne China, valt het niet altijd mee om van die oude gewoonte af te komen.

Het wandelen in de Chinese bergen beantwoordde niet geheel aan onze verwachting. Illusies over het in serene stilte genieten van geweldige uitzichten op de granieten pieken van de Huangshan Mountains verdwenen al snel in de mentale afgrond, om plaats te maken voor bovenstaande ervaringen. Ondanks deze ontnuchtering genoten we van ons bergavontuur, te meer omdat we er de volgende dag in slaagden een wat minder belopen route te ontdekken, waar het veel rustiger was.

We vermaken ons nog steeds uitstekend hier in China, ondanks maar juist ook dankzij ervaringen zoals hierboven beschreven. Het reizen in dit zich in rap tempo ontwikkelende en moderniserende land is, als je de moeite neemt om je huiswerk te maken, gemakkelijk en comfortabel. Ho(s)tels zijn goed, schoon en medewerkers spreken vaak voldoende Engels, zeker in de hostels en rondom de toeristische attracties. Onze ‘Wat en hoe Chinees' met bijbehorend plaatjesboekje slepen we inmiddels al zes weken ongebruikt mee. Het openbaar vervoer is alom aanwezig, frequent, goedkoop en goed en anders is de betaalbare taxi een goed alternatief. De tijd van ‘nine million bicycles in Beijing' is voorbij: fietsen is voornamelijk voor de toeristen, alleen op het platteland zie je nog een enkele (bak)fiets voorbij komen.
Eten is beschikbaar voor alle smaken: Chinees, Westers, goedkoop, duur, kant&klaar uit de supermarkt, voor elk wat wils. We zijn nog niet ziek geweest en horen ook van medereizigers zelden dat zij klachten hebben. Voor wat betreft de smog lees je vaak dat dat veel voorkomt in China, maar wij hebben er tot op heden nog geen last van gehad. Inderdaad, de lucht is vaak niet helder en met name op het platteland rijden nog voertuigen die zwarte brandstofwolken uitbraken, maar in de steden is enorme vooruitgang geboekt door de introductie van de elektrische scooters, die schoon en stil zijn. De Olympische Spelen in Beijing in 2008 zijn door de Chinese regering aangegrepen om heel veel veranderingen in moordend tempo door te voeren. Daar kunnen wij met onze poldermentaliteit beslist een puntje aan zuigen! De introductie van de genoemde scooters, bijvoorbeeld, heeft binnen een tijdsbestek van twee maanden plaatsgevonden: in de binnenstad van Beijing werden eenvoudig scooters met benzinemotoren verboden en voila...iedereen stapte gewoon over op de schone elektrische versie. Moet je in Nederland eens proberen...

En de horrorverhalen over het wijdverbreide rochelen, op de grond spugen en snuiten en de harde muziek in bus of trein dan? Ook zo goed als verleden tijd. Slechts de oude generatie mikt de schillen van het gepelde eitje nog onbekommerd op de grond of kwakt eens een lekkere rochel in het plantsoen, maar die keren kun je per dag op één hand tellen. Nee, de eens zo glibberige bodem is inmiddels vervangen door schone straten en trottoirs en afvalbakjes in de bus en trein (waar je dan wel in mag spugen als je van je ‘gifstoffen' af moet), die bijgehouden worden door talloze straatvegers, schoonmakers en ander afvalverwijderend personeel. En snuiten in een zakdoek is ook al heel gewoon. Kortom: voor iedereen die van een rijke cultuur en natuur (waarover zo meteen meer) en een klein beetje avontuur houdt, bevelen wij China van harte aan als vakantiebestemming, ook met kinderen.

Na de Huangshan Mountains vlogen we in zo'n twee uur vanuit Hangzhou naar Guilin, een reis die anders tweeëntwintig uur met de trein had geduurd. Na een vertraagde aankomst in het hostel om 0:30 uur, reisden we de volgende ochtend al vroeg door naar de Dragon's Backbone Rice Terraces, een gebied dat zo heet omdat de op de bergrug gelegen rijstterrassen net de ruggengraat van een draak lijken. Het is een prachtig gebied en we hadden het geluk in het minst toeristische gedeelte uitgekozen te hebben, zodat we deze keer wel in heerlijke rust van de prachtige omgeving konden genieten. De heuvels worden bevolkt door ethnische minderheden, van wie de vrouwen van één volk bekend staan om hun enorm lange haren. Onderweg kwamen we dan ook een dame tegen, die voor vijf Yuan (ca. 65 cent) graag haar lange haren aan ons en enkele andere toeristen toonde. Vanuit onze hotelkamer, bijna boven op een berg, hadden we een prachtig uitzicht over de rijstterrassen en bij 's morgens vroeg zaten we dan ook, in onze dekbedjes gehuld, voor het raam te kijken naar de zonsopgang.
Met het shuttlebusje hobbelden (!) we twee dagen later weer drieeneenhalf uur terug naar Guilin, vanwaar we een bus van ca. anderhalf uur naar Yangshuo namen en afsloten met een taxirit van tien minuten naar ons hotel in een dorpje vlakbij: The Giggling Tree Guesthouse. Het gebied rond Yangshuo is beroemd vanwege het karstgebergte: hoge, steile bergjes in een vlak landschap, die zijn ontstaan door het met de regen wegsijpelen van het zachtere kalkgesteente. The Giggling Tree is een soort Nederlandse ‘enclave', die gerund wordt door Nederlandse eigenaars met hun Chinese personeelsleden. Een heerlijke plek om een aantal dagen te ‘pauzeren' van het voortdurende rondreizen. Bij aankomst leek ons verblijf letterlijk in het water te gaan vallen door voorspellingen van dagenlange regen, maar na een dag klaarde het op en konden we heerlijke wandel- en fietstochten maken door de ontroerend mooie omgeving. Schitterend skylines van puntbergjes, rivieren omlijst door tropisch aandoende begroeiing en kleine boerendorpjes waar het water nog uit de put komt in plaats van uit de kraan en, heel banaal, de mogelijkheid om gewoon weer eens in je moerstaal met de mensen om je heen te praten. Want Nederlanders zijn we nog maar mondjesmaat tegengekomen tot nu toe. De ontdekking van The Last Emperor in de dvd-voorraad leidde tot een ‘feels-like-home'-avond voor de buis, ook wel weer eens lekker na inmiddels meer dan twee maanden onderweg!

Wij reizen niet om te ontdekken, maar om te zien wat er ontdekt is - (?)

Twee weken sinds ons laatste blog. In de tussentijd zijn we, letterlijk en figuurlijk, meerdere stations gepasseerd. De afgelopen dagen waren we in Hangzhou, een groene stad aan een meer. Na bijna een week lang gedeeld sanitair was het fijn om weer een kamer met eigen badkamer te hebben. Tot nu toe hebben we vooral onze persoonlijke indrukken van dit immens grote land verwoord, tijd om deze keer de bezienswaardigheden aan bod te laten komen.

Ons startpunt Qindao was geen gemiddelde Chinese stad, zoals wij die tot nu toe hebben gezien. De havenstad met de duidelijk aanwezige Duitse koloniale historie is bescheiden van omvang (met ‘slechts' 1,73 miljoen mensen echt een provinciestadje) en heeft enkele niet-noemenswaardige bezienswaardigheden.

In Qufu, de kleinste stad die we tot nu toe bezocht hebben (85.700 inwoners), bekeken we het huis van de machtige en rijke nazaten van Confucius en één van de vele Confuciustempels in China. Beide waren niet spectaculair, maar een mooie ‘opstap' naar de bezienswaardigheden in Beijing. Van Beijing (met zijn 15,6 miljoen inwoners) hebben we genoten. Het ‘Tempel van de Hemel-park' is een enorm park met bezienswaardigheden in de vorm van tempels, paleisachtige gebouwen, kleine musea en vooral ook relaxende Chinezen. Op meerdere plaatsen hadden zich groepen mensen verzameld voor allerlei activiteiten: kaartspelletjes, ‘rummy-cup', operaliederen zingen, tango- of salsadansen, voetballen met een soort badmintonshuttle, je kunt het zo gek niet bedenken. We keken onze ogen uit en waren aan het eind van de dag doodmoe: van het lopen door de kilometers lange lanen, maar vooral van de verbluffende herrie. Bij vrijwel alle activiteiten wordt namelijk gebruik gemaakt van geluidversterkers en die moeten erg hard staan...anders kom je immers niet over het geluid van de naburige zang- of dansgroep heen

Frown
.

De volgende dag maakten we op een huurfiets we een tocht door de hutongs (typische Beijingse volkswijken met kleine straatjes en lage huisjes) en langs verschillende bezienswaardigheden en parken (waarvan één zelfs met dino-show). Altijd leuk om zo een grote stad te verkennen, omdat je in korte tijd relatief veel ervan ziet.

De omvang van de Verboden Stad en de enormiteit van de muren, gebouwen en pleinen maakten indruk. We vonden het wel jammer dat de interieurs, met de mooie antieke meubels en kunstvoorwerpen daarin, slecht zichtbaar waren. De gebouwen, die zich binnenplaats na binnenplaats over het terrein uitstrekken, lijken qua bouwstijl en indeling allemaal veel op elkaar, maar door het beperkte zicht naar binnen (onder andere door de vuile en spiegelende ruiten waar je doorheen moet kijken en waar iedereen met zijn vette handen en neuzen tegenaan staat) misten we veel van de grandeur van het interieur. Toch nog maar eens ‘The Last Emperor' downloaden als we weer thuis zijn...

De dagtocht naar de Grote Muur, bij Badaling voor de kenners, was een hoogtepunt. We hadden geluk, want het was die dag mooi helder en zonnig weer en dat komt niet veel voor in dit van smog vergeven land (we hoorden later van andere reizigers dat zij een erg heiige dag hadden getroffen en slechts zo'n 200 meter ver hadden kunnen zien). De muur is in alle opzichten enorm: hoog, lang en steil! Dat hadden we niet verwacht en het was dus een behoorlijke conditietraining om een ‘wandelingetje' naar de verschillende wachttorens te maken. Maar het uitzicht op de zich door het landschap slingerende muur maakte alles goed!

Op de laatste dag in Beijing bekeken we de mummie van Mao in zijn mausoleum (het leek wel Mme. Tussauds), de omgeving van het Tianmen plein met leuke winkelstraatjes en de Lamatempel. De foto's hebben jullie inmiddels gezien.

Na Beijing ging de reis noordwaarts, naar Chengde (457.000 inwoners). Het voormalige keizerlijke zomerverblijf in de heuvels is nu feitelijk een heel groot recreatiepark, waar je kunt wandelen, bootje varen, rondrijden in één van de onvermijdelijke elektrische wagentjes (een soort 12-persoons golfcart, die je hier bij vrijwel alle bezienswaardigheden aantreft). Hoewel het zomerpaleis de sterattractie van de stad is, waren wij veel meer gecharmeerd van de Puning- en de Putuozhongcheng-tempel. Beide zijn heel karakteristiek en mooi in het landschap gelegen, waarbij de laatste gebouwd is naar het voorbeeld van het beroemde Potala-paleis in Lhasa (Tibet). Erg sfeervol en bovendien heerlijk om heel even een attractie te bezoeken die niet overspoeld wordt door toeristen (voornamelijk Chinese overigens).

Via Beijing reisden we vervolgens naar het afschuwelijke Datong (1,1 miljoen inwoners). Hoewel er overal in China enorm veel gebouwd (en afgebroken!) wordt, spande deze stad de kroon met talloze bouwputten, open riolen en wegomleggingen. Bovendien startte blijkbaar net de uitverkoop, hetgeen in de winkelstraten ontaardde in een enorme herrie van geluidversterkte verkoopsters, die met schelle stemmen keihard hun waren aanprezen. Gelukkig lag ons doel niet in de stad maar daarbuiten: de Yungang-grotten. We moesten even slikken bij het zien van de prachtige (?) marmeren wandelboulevard, die men langs deze topattractie heeft aangelegd (bij grotten verwacht je dat niet zo...), maar desondanks waren de in de grotten uitgehakte Boeddha's en de fresco's beslist de moeite waard.

Pingyao (450.000 inwoners) was fantastisch, dé aanrader van een reis naar China wat ons betreft. Het ommuurde stadscentrum is nog vrijwel geheel in oude (dan wel gerenoveerde) stijl bewaard gebleven en daardoor erg pittoresk en sfeervol, ondanks het hoge toeristische gehalte. Het hele gebied binnen de muren is te belopen en auto's zijn dan ook uit het centrum verbannen. Met een tweedaags entreebewijs voor het hele centrum kun je alle bezienswaardigheden bezoeken. Die bestaan uit een grote Confuciustempel en (voormalige) -school, een Taoïstische tempel en zo'n 18 grote en kleine musea in de vorm van te bezoeken panden. Die panden hadden vroeger allemaal een verschillende functie en zijn conform ingericht: een overheidskantoor (waar onder andere belastingen werden geïnd, recht werd gesproken en de boeven in het gevang werden gestopt), een handelsbank, een koopmanshuis, een beveiligingsfirma, enzovoort. Alles in het teken van de handel en aanverwante activiteiten, waarmee Pingyao destijds groot en welvarend geworden is.

In Xi'an (4,5 miljoen inwoners) bezochten we het beroemde terracottaleger van keizer Qin Shi Huang. Deze in 1974 ontdekte historische schat ligt verdeeld in 3 grote hallen, waarin nog steeds archeologische werkzaamheden plaatsvinden. Voor vertrek uit NL waren wij in Leiden naar het museum van Land- en Volkenkunde geweest, naar een tentoonstelling over het terracottaleger. Daar werd ook een prachtige documentaire van de BBC over de historie ervan vertoond werd (mocht die tentoonstelling er nog zijn: een aanrader voor geïnteresseerden!), waarbij de film die de Chinezen in Xi'an over hetzelfde onderwerp draaien, ondanks de omniversum-uitvoering, volledig in het niet viel. Het terracottaleger zelf, dat in marsformatie in een enorme hal opgesteld staat, maakte indruk. Stuk voor stuk prachtige gedetailleerde beeldhouwwerken met verfijnde gezichten en een eigen karakter, ondanks de massale wijze waarop zij destijds geproduceerd zijn. Wij hadden ons vooraf niet gerealiseerd dat vrijwel alle beelden, die de archeologen hebben aangetroffen, kapot of onvolledig waren. Het leger dat nu tentoongesteld is bestaat uit gerestaureerde beelden van krijgers en paarden, maar het resultaat is er niet minder om net zo min als de prestatie van eeuwen geleden om het leger te vervaardigen.

De volgende dag maakten we een lange wandeling over de imposante stadmuren van Xi'an en dwaalden we door de straatjes van de moslimwijk. De Grote Moskee bleek een nauwelijks van een Chinese tempel te onderscheiden complex, waarin alleen de Arabische teksten op de muren blijk gaven van een ander geloof. Een mooie fusie tussen islam en de Chinese cultuur!

Na een rustige rit met de nachttrein arriveerden we 's morgens vroeg in Shanghai (19 miljoen inwoners). De regen nodigde niet uit tot sightseeën, Roland was herstellende van en ik net getroffen door een flinke verkoudheid, dus benutten we de dag grotendeels om vervoer en accommodatie voor de komende weken te regelen. Lang leve internet! Laat in de middag toch nog even op pad gegaan en de Shanghai Urban Planning and Exhibition Hall bezocht (was dichtbij het hostel) om een kijkje te nemen in het Shanghai van de toekomst. Geen idee of het aan de stromende regen lag, maar we vonden er niks aan. Wel tevreden waren we over de Foreign Language Bookstore, waar we een Lonely Planet reisgids van Nepal wisten te bemachtigen. We hadden inmiddels, na diverse vergeefse pogingen om ons aan te sluiten bij een reisgezelschap, besloten om Tibet te laten voor wat het is. Er doen geruchten de ronde (die overigens niet officieel bevestigd zijn tot op heden) dat alle buitenlandse toeristen op 1 oktober Tibet uit moeten zijn. De eerste week van oktober is een nationale feestweek in China, dus het zou goed kunnen dat de Tibetanen die aangrijpen om demonstraties of andere acties te organiseren, waarbij westers publiek niet welkom is. Reisbureaus annuleren daarom blijkbaar nu bij voorbaat hun geplande reizen en in andere gevallen boeken reizigers blijkbaar niet zodat er onvoldoende deelnemers zijn. Na nog een poging om het via een Chinees reisbureau te organiseren (moeilijk, moeilijk, moeilijk) hebben we het opgegeven en besloten om rechtstreeks vanuit China naar Nepal te gaan, het vliegticket is inmiddels geboekt.

De volgende dag scheen de zon in Shanghai en maakten we een stadswandeling, grotendeels over de Bund (de beroemde boulevard langs de rivieroever met de prachtige panden van rijke handelshuizen en banken, veel in Art Deco-stijl) en de directe omgeving. Aan de overkant van de rivier ligt het zakencentrum met zijn wolkenkrabbers en moderne gebouwen. Ook bezochten we de leuke straatjes van de voormalige Franse Concessie, met een museum en het pand waar ooit het eerste congres van de Chinese Communistische Partij plaatsvond. Ironisch genoeg blijkt om de hoek nu een Rolls Royce-dealer gevestigd te zijn...

En dan Suzhou (1,6 miljoen inwoners): wat te zeggen over het ‘Venetië van China'? Wij zagen het er niet aan af. Wel aan Tongli, een kleinere plaats zo'n 20 km ten zuiden van Suzhou, dat doorsneden wordt door kanalen en zo de stad in eilandjes verdeelt. Suzhou staat bekend om zijn kenmerkende tuinen, die aangelegd zijn in een stijl die overal in China door keizers en rijken is nagebootst. Wij zijn er nog steeds niet uit of wij deze vorm van tuinarchitectuur, die we in verschillende tuinen met prachtige namen (zoals de Tuin van de Nederige Administrateur of de Tuin van de Meester van de Netten) mooi vinden, in ieder geval is hij bijzonder. Mogelijk dat ook de drukte in de tuinen ons, rustzoekers, afgeleid heeft van de schoonheid ervan, bekijk onze foto's en oordeel zelf... Mooi vonden we in ieder geval het Suzhou museum, dat ontworpen is door de bekende architect I.M. Pei en dat haar historische kunststukken prachtig tentoonstelt. Ook het zijdemuseum (waar werkelijk geen toerist te bekennen was) vonden we heel bezienswaardig, maar de Pagode leek nogal krakkemikkig zodat we ons niet naar de bovenste etage waagden en op enig moment de behoefte voelden om snel weer af te dalen.

En zo komen we dan uit bij Hangzhou (6,2 miljoen inwoners) en de titel van dit blog -we zijn even kwijt wie deze uitspraak deed...-: we reizen niet om te ontdekken, maar om te zien wat er ontdekt is. Dat hebben we ervaren in Hangzhou. Onze verwachtingen van deze door heuvels omgeven stad aan het meer waren hooggespannen, omdat (ook) het landschap van Hangzhou beroemd is om zijn schoonheid, onder meer blijkens het Chinese gezegde: in de hemel is het paradijs, op aarde hebben we Suzhou en Hangzhou. Net zoals Suzhous tuinen is de setting van het meer van Hangzhou vaak nagebootst in tuinen, tot in Japan aan toe. Het meer is inderdaad heel mooi en gelegen in een kom van groene heuvels. Maar... het is niet natuurlijk, het is door mensenhand aangelegd in een voormalig moeras en omgeven door (prachtig aangelegde, maar: aangelegde) parktuinen. Aan de oostkant ontsieren de moderne stadsblokkendozen de weerspiegeling van de omgeving in het meer. Daarentegen werden wij wel plezierig verrast door een bezoek aan de Lingyin-tempel, die slechts terloops in de toeristische informatie wordt genoemd, maar omgeven wordt door mooie Boeddha-grotten in hun natuurlijke setting. En zo zie je maar dat wat voor de één een ontdekking is, voor de ander niets meer (maar ook niets minder!) dan een mooie omgeving hoeft te zijn en vice versa.

Onder aangenaam verpozen kijken wij dus uit naar onze volgende persoonlijke ontdekkingen!

Rare jongens, die Chinezen...

We zitten in de trein van Chengde naar Beijing. Een jong Chinees stel hangt, half slapend, op het bankje tegenover ons. In het afgelopen uur hebben ze, gemoedelijk smakkend, een aantal strak in plastic verpakte worstjes opgepeuzeld en daarna een bak noodles, aangemaakt met het in alle treinen te tappen kokendhete water, slurpend soldaat gemaakt. Onder het eten heeft de jongen zich uitgebreid laten informeren over de nieuwste superhandige potloden, die (onder andere) onderweg door het treinpersoneel verkocht worden. Ondanks de uitgebreide demonstratie heeft hij besloten ze niet te kopen, tot teleurstelling van de conductrice. We hebben hard seats vandaag. Dat betekent: een stugge zitting met kaarsrechte rugleuning. Voor de gezelligheid hangen er stoelhoezen over, geschmockt met ruches aan de onderkant, overigens best comfortabel want nu plakt onze broek niet zo aan de kunststof zitting. Gelukkig duurt de reis maar vier uur...

Inmiddels zijn we zo'n twee weken in China. Na het, in alle opzichten, onberispelijke Japan kregen we na aankomst hier een behoorlijke cultuurschok. Maar inmiddels zijn we aardig gewend, hebben we het naar onze zin en kijken we onze ogen uit. Vanaf de ferryterminal in Qingdao togen we te voet de stad in richting onze accommodatie. Dat werd nogal een onderneming, aangezien de wijk van bestemming uit verschillende bouwputten bestond en de ingang van ons hostel, naar anderhalf uur later bleek, achter een grote graafmachine verstopt zat. In de tussentijd banjerden we, bepakt en bezakt, door drukke straten met claxonnerend en door elkaar zigzaggend verkeer, kraampjes, afval en wasgoed, over stoepen met gaten en mensen op krukjes. Navraag aan twee Chinese meisjes (die het weer vroegen aan oudere buurtbewoners) leidde helaas alleen tot nog meer rondlopen, totdat we een westers uitziende jongen aanspraken. Die wees ons direct waar we moesten zijn. Het bleek een leuk hostel met ruime kamers en een heel gezellige bar, die een ontmoetingsplek vormt voor reizigers en ‘locals' die daar een biertje komen drinken. Na de keurige maar over het algemeens nogal saaie hotels in Japan (waar wel hostels zijn, maar uitsluitend met slaapzalen en niet met tweepersoonskamers) een aangename verandering. We raakten onder andere aan de praat met een Duitse freelance-radiojournaliste die in Beijing woont, maar nu in Qingdao was voor het maken van een reportage over het Duitse koloniale verleden van die stad. Voordat ze naar China kwam heeft ze ook in Japan gewoond, maar daar had ze zich nogal eenzaam gevoeld omdat ze niet door het Japanse beleefdheidsgordijn heen had kunnen komen. Dat was in China wel anders, vertelde ze. Chinezen zijn zichzelf en doen waar ze zin in hebben.

Die ervaring delen wij inmiddels: de mensen hier zijn luidruchtig, opgewekt, ongegeneerd en praktisch. Als ze zin hebben om naar muziek te luisteren zetten ze de radio goed hoorbaar aan: op straat, in de bus, het maakt niet uit waar. Reisleiders ratelen onvermoeibaar in hun microfoons, zodat je in de wijde omgeving van de groep mee kunt genieten van hun toelichting en in het park oefenen mensen luidkeels operaklassiekers, ondersteund door een soort karaoke-apparaat (met geluidsversterking uiteraard). Heb je het warm, dan rol je als man gewoon je t-shirt en/of je broekspijpen op en als je je gezicht uit de zon wilt houden dan koop je een slimme parapluhoed, die je met een verstelbare band op je hoofd monteert. En als je kind vervelend is, scheldt je hem met schelle stem de huid vol (althans...zo klinkt het) of geef je hem een lel. Een peuter die naar de wc moet? Geen probleem: het kind draagt een handig broekje zonder kruis, dus je legt een stuk papier (de plattegrond van Beijing of de Verboden Stad bijvoorbeeld) op de grond, tilt het kind onder zijn knietjes in een soort hurkhouding op en laat hem poepen. Het papier met boodschap schop je daarna in een hoek en ‘klaar is Kees'. Geen gedoe met luiers of kleertjes aan en uit. En zie je twee leuke blonde toeristen (of, zoals wij op de Grote Muur zagen gebeuren, een neger) voorbijkomen? Dan grijp je ze bij de arm en ga je leuk met ze op de foto...zucht.

Na in Qingdao ‘geacclimatiseerd' te zijn, bezochten we in Qufu het familie-erfgoed van Confucius: het huis van de familie en de tempel in de mooie ommuurde binnenstad. Van daaruit reisden we met de trein (hard sleeper = zie beschrijving hierboven, maar dan een ligplaats/bedje in plaats van een zitplaats, dus meer ruimte) naar Beijing. We hadden een hostel in een ouderwetse Chinese wijk, een hutong, met een kamer aan een grote, rustige binnenplaats met zitjes en planten. Een prima stek dus en vlakbij de metro, zodat het makkelijk was deze wereldstad te verkennen. Voor degenen, die nog zitten te dubben over de volgende stedentrip: wij kunnen Beijing van harte aanbevelen J! Veel te doen, zowel prachtige bezienswaardigheden als relaxte ‘mensenkijk-plekken', het OV is modern, overzichtelijk en goedkoop (voor een kwartje reis je de hele stad door) en voor elk budget wat wils aan eten, drinken en vermaak. De afmetingen van de Verboden Stad zijn indrukwekkend in alle opzichten, net zoals de verering van Mao trouwens die de mensen blijkbaar nog steeds voelen, getuige ons bezoek aan zijn mausoleum. Voor ons westerlingen, met vooral de Culturele Revolutie op het netvlies, een bijzondere ervaring. Ook bijzonder trouwens was het feit, dat wij door een official uit de lange rij wachtenden bij het mausoleum geplukt werden. Onze tas en fototoestel mochten niet mee naar binnen (wisten wij veel), dus hurry-up naar het baggagedepot om ze in te leveren. Vervolgens mochten we, tegen betaling van een luttel bedrag uiteraard, heel veel verder vooraan in de lange rij weer ‘invoegen' als we wilden. Bijverdienen blijkt een veelvoorkomende zaak voor de ambtenaren hier en hoewel eigenlijk tegen onze principes, hebben we deze keer toch maar van de gelegenheid gebruik gemaakt.
De afgelopen twee dagen hebben we in Chengde doorgebracht, de vroegere zomerresidentie van de keizer, in de heuvels zo'n vier uur ten noorden van Beijing. Naast het paleis, dat nu een museum is met een enorm groot park en omheen, hebben we twee prachtige tempelcomplexen bezocht. De foto's zien jullie wel verschijnen...

De komende dagen zullen we veel onderweg zijn. Morgen ‘treinen' we naar Datong (zeven uur, maar wel soft seat!), van waaruit we de Yungang-grotten zullen bezoeken die vol staan met Boeddha's. De dag daarna reizen we verder naar het pittoreske Pingyao, volgens de Lonely Planet ‘China's best preserved ancient walled town'. We gaan het zien!

Gemengde gevoelens

Daar zitten we dan, op onze laatste dag in Japan, in Shimonoseki te wachten tot we aan boord kunnen gaan van de veerboot naar China. Gistermiddag zijn we al langs het kantoor gegaan om te controleren of onze reservering, die door de receptionist van ons hotel in Tokio voor ons gemaakt was, in orde was en gelukkig bleek dat het geval. We hebben een vierpersoonshut met 2 stapelbedden en een raam voor ons tweeën gekregen. Da's dus luxe, maar dat mag ook aangezien we onszelf een eersteklas kaartje hebben gegund. Zojuist hebben we een poos zitten kletsen met een Chinees meisje, Shu, dat hier in Japan studeert omdat ze haar baan in China saai vond. Ze wilde eigenlijk graag Engels studeren, maar volgens haar broer doen al zoveel Chinezen dat, dus is ze maar economie gaan doen. Maar met ons kan ze haar Engels mooi oefenen en intussen hebben we een uitnodiging gekregen om haar te bezoeken. Ze heeft nu vakantie en gaat, voor het eerst in 4 jaar (!) op familiebezoek. Haar woonplaats ligt zo'n 2 uur met de trein van Qingdao, waar wij met de boot zullen arriveren en in de richting van onze volgende bestemming: de bergen waar het mooi wandelen is en waar Confucius is geboren. Ondanks de enorme tas met kadootjes, die ze met zich meezeult (‘made in China' hahaha!), ziet Shu er tegenop om naar huis te gaan. Ze is inmiddels 30 en haar ouders willen graag dat ze trouwt en hebben dus een ontmoeting met een jongeman gearrangeerd. Ze hoopt dat hij haar niet aantrekkelijk vindt omdat ze te bruin is en wij verdenken haar ervan dat ze expres de laatste tijd veel in de zon heeft gelopen. Ze wil niet trouwen, want ze geniet van haar vrije leventje als werkstudent in Japan. Haar hut aan boord ligt vlak bij de onze, dus we zullen elkaar nog wel zien de komende 26 uur.

De afgelopen dagen hebben we in Hiroshima en omgeving doorgebracht. Stom toevallig arriveerden wij daar op 6 augustus, de herdenkingsdag voor het vallen van de atoombom. 's Morgens hadden we op het tv-nieuws al een plechtigheid gezien, hetgeen later een liveverslag bleek van de officiële herdenkingsbijeenkomst. De A-bom is in 1945 om 8.15 uur gevallen, dus vindt de plechtige herdenking jaarlijks op dat tijdstip plaats. Daarna zijn er allerlei meer feestelijke activiteiten in het kader van de wereldvrede en de strijd om de wereld kernwapenvrij te maken, doelen die de Hiroshimezen (?) toegewijd nastreven. Er heerste een wat flower-power-achtige sfeer, met muziek en demonstraties op straat en in het museum en de gedenkhal waren lezingen. Wij bezochten eerst een bijeenkomst, waarin verhalen en gedichten, meestal van vlak na de ramp, van overlevenden werden voorgelezen. Eén gedichtje maakte vooral indruk op mij. Het was van een klein kind en ging in de trant van: ‘Als de bom valt, wordt de wereld zwart, en worden alle mensen spoken'. Eén van de dingen, die je in de meeste verhalen terughoorde was, dat overlevenden met hun armen voorwaarts gestrekt als een soort slaapwandelaars voortschuifelden. Later, in het zeer indrukwekkende museum, ontdekten we dat dit zo was omdat mensen afschuwelijke brandwonden hadden opgelopen...

Ook bezochten we een lezing door meneer van 83, die destijds net ten zuiden van het getroffen gebied naar school ging. Aangezien de school om 8.00 begon, was hij op tijd weg uit de zogeheten ‘hypo-zone' en overleefde hij de ramp. Hij vertelde ons wat hij had meegemaakt en gezien toen hij, later op de bewuste dag, probeerde weer naar het veilige huis van zijn moeder te komen. Hoewel destijds vrijwel ongeschonden heeft hij zijn leven lang last gehouden van gezondheidsklachten en discriminatie. Veel mensen waren bang van de overlevenden, omdat lang onduidelijk was welke ziektes of andere enge besmettingsgevolgen deze met zich meedroegen. Het was bijvoorbeeld erg moeilijk om een huwelijkspartner te vinden, zeker voor vrouwen, die vaak gehandicapte kinderen kregen. Maar ook banen lagen niet voor het opscheppen. Slachtoffers in het kwadraat dus.

's Avonds hebben wij, net als vele honderden anderen, een lampion te water gelaten in de rivier met een vredesboodschap aan de wereld er op geschreven. Het was een sprookjesachtig gezicht, al die lampionnen met mooie woorden die op de rivier dobberden in de duisternis en mooi om mee te maken dat zoveel mensen even de moeite nemen om stil te staan bij de wens tot vrede op aarde.

Na deze heel bijzondere dag staken we de volgende dag over naar het eiland Miyajima, dat bekend is om zijn drijvende tempelpoort. Deze is in zee gebouwd en met hoog water vormt de rode toegangspoort tot de tempel een prachtig beeld in zee. Het was weer erg warm, maar de zeebries was heerlijk en we slenterden op ons gemak over het eiland en langs de verschillende mooie tempels. Ook de fietstocht over de eilanden voor de kust bij Onomichi was een leuk, hoewel wij enigszins teleurgesteld waren over de omgeving. Want degenen die, net als wij, dachten dat Nederland vol is moeten we teleurstellen: in vergelijking met hier is er in NL nog een zee van ruimte! Van het noordelijkste punt van onze reis, Nikko, tot het zuidelijkste, Shimonoseki, hebben we kilometer na kilometer bebouwing langs de spoorlijn gezien. Werkelijk geen enkel stuk is onbebouwd, alleen de toppen van de steile heuvels hier tooien zich in het groen. Zelfs de landbouw beperkt zich tot kleine lapjes grond tussen de huizen in.

In die zin verlaten wij Japan met gemengde gevoelens. Wij hadden verwacht/gehoopt geregeld natuurschoon aan te treffen, maar in die zin is Japan (op enkele plekken na) geen mooi land. Waarschijnlijk moet je daarvoor ver noordwaarts gaan, maar dat ligt niet op de route van de toeristische highlights en is, gezien het prijsniveau hier, dus alleen voor de echte Japanofielen weggelegd. Ook gemengde gevoelens omdat we voorzien dat China, na het brandschone, strakgeorganiseerde, uiterst voorkomende Japan met zijn vaste prijzen en zeer westerse uitstraling (helaas kom je in 3 weken niet verder dan dat oppervlakkige beeld), het nodige van ons aanpassingsvermogen zal gaan eisen voordat we onze weg weer een beetje hebben gevonden. Dat betekent dus weer werk aan de winkel, maar daar kijken we ook wel weer naar uit. Het Japanboek is inmiddels opgestuurd naar huis voor in de boekenkast en het Chinaboek is onderuit de rugzak opgediept en de Olympische Spelen naderen hun einde: Japan heeft goud bij het ‘borstelen', zoals Roland het worstelen voor vrouwen noemt. Wij heffen er het (groene thee)glas op!

De kunst van het beperken?!

Zittend in de Shinkansen, onderweg van Hiroshima naar ons ‘eindstation' in Japan, Shimonoseki, realiseren we ons wederom hoeveel informatie er overal over ons wordt uitgestort die we eigenlijk helemaal niet nodig blijken te hebben. Voortdurend worden allerlei boodschappen omgeroepen en overal zijn borden en aanwijzingen te lezen, maar aangezien 99% in het Japans is, missen wij dus ook net zoveel. En toch slagen we er steeds in de juiste (gereserveerde) stoel in de juiste wagon, in de juiste trein op de juiste tijd naar de juiste bestemming te nemen. Dat geeft toch te denken....Of zouden we inmiddels wat geleerd hebben door het bezoek aan de Zentuin van Ryoan-ji, die slechts bestaat uit 15 rotsen en verder niets en die de ‘infinite wisdom' weerspiegelt?

De Engelstalige aanwijzingen of vertalingen zijn overigens ook niet altijd vlekkeloos: zo hebben we al een maaltijd met ‘lice' in plaats van ‘rice' ontdekt, kon je ergens een ‘worm' bad nemen in plaats van een ‘warm', zijn de Beatles hier bekend met hun nummer Yesterdey en lazen we een waarschuwing ‘prohibition without shoes', waarmee bedoeld werd dat je je schoenen uit moest doen voordat je naar binnen liep. En dan heb ik het nog niet over de vreemde etenswaren, die we zo nu en dan aantreffen: iemand enig idee of ‘Pork vienna sausage dog' nu een broodje varken of hond is (uit Wenen?), of hoe ‘Chicken's Tatsuta deep-frying sand' smaakt?? Onze grijze massa blijft in ieder geval dus aardig actief hier in het land van de brandende zon!

De afgelopen anderhalve week hebben we een relatief druk reisschema gehad. Vanuit Kyoto zijn we enkele uren noordwaarts gereisd, richting de Japanse Alpen. In Kanazawa bezochten we een heropgebouwd kasteel, een mooie tuin en een wijk met oude samoeraihuizen (die trouwens een poort met afstandsbediening blijken te hebben!). Het was heel benauwd waardoor we niet zo energiek waren, dus rustig aan. Een primeur was dat we, vlakbij het hotel, 's avond op het terras bij Starbucks konden zitten. Terrasjes zijn hier nauwelijks te bekennen in Japan, dus wij waren in onze sas. Mensen zijn niet graag in de zon, getuige de hoedjes, zonnekleppen, mouwen, kousen, handschoenen, parasollen, enzovoort en daarnaast duikt iedereen blijkbaar liever een airconditioned ruimte in. (Ook) wat dat betreft leven de Japanners naar ons idee in een erg kunstmatige wereld, naast het feit dat hun gedrag zwaar ingekapseld is in allerlei beleefdheidsvormen en procedures. Voorbeeld: als de conducteur de coupé binnenkomt buigt hij netjes voordat hij doorloopt en als hij de coupé verlaat, draait hij zich om en buigt opnieuw.

Je wordt weliswaar doodgegooid met reclameboodschappen over energiebesparing, maar overal loeit de airco superkoud, de vele frisdrankautomaten op straat staan in de zon (maar de drankjes zijn wel prima gekoeld), 90% van de deuren gaan automatisch en zelfs de wc is aangesloten op het stopcontact. Erg natuurlijk is het hier dus niet en er valt nog heel wat te bezuinigen op de CO2-uitstoot! Om over het gebruik (of: de verspilling?) van water en alle driedubbele verpakkingen nog maar niet te spreken...

Vanuit Kanazawa zijn we een dag de bergen in gegaan. Er is een hele route uitgezet, die je met allerlei vervoermiddelen door een heel mooi stuk van de Alpen voert: eerst met de trein, dan met de kabelbaan, vervolgens met de bus, dan met een shuttle door een tunnel, te voet een dam over en tot slot met bus en trein weer naar beneden. Doordat alle accommodatie vol was konden wij, helaas, maar de helft van de tocht doen, maar het voordeel daarvan was wel dat we een hele middag de tijd hadden om heerlijk te wandelen in de koele (19 graden, hoera!) en prachtige omgeving. Het enige vermoeiende waren de 381 ‘Konichiwa's' (hallo) onderweg, aangezien we regelmatig schoolklassen tegenkwamen en zodra het eerste kind begon met ons te groeten...afijn, je ziet het voor je.

Vervolgens zijn we doorgereisd naar Hikone, bekend om zijn prachtige kasteel. Het kasteel is van binnen uitsluitend functioneel ingericht als verdedigingswerk, maar de buitenkant is uitermate elegant, echt een lust voor het oog. Ook hier weer een mooie Japanse tuin bezocht en 's avonds naar ‘een typisch Japans festival' volgens de dame van de ‘i', een soort braderie, specifiek gericht op kinderen. Veel ouders hadden hun koters uitgedost in hun mooiste kleertjes, dus we zagen talloze minivrouwtjes in kimonootjes en minimannetjes in hippe kortgebroekte pakjes. En natuurlijk horen daar mooie handtasjes/rugzakjes en schoentjes met glitters, lichtjes of piepgeluidjes bij. Erg leuk om te zien en erg gezellig, maar helaas niks gewonnen met de bingo.

Daarna naar Higashi-Hiroshima (waar we overnachtten omdat de hotels in Hiroshima volgeboekt waren), waar we eindelijk een keer sushi hebben gegeten. We waren dat al veel eerder van plan, maar zoals de meeste dingen hier duur zijn is een sushimaaltijd ver boven ons budget, namelijk zo'n €30,- tot €35,- per persoon. In het hotel ontvingen we echter een kortingsbon en bovendien was het al laat en regende het, dus toch maar naar het sushi-restaurant getogen. Beetje spannend was het wel, want geen Engeltalige menukaart en wij zijn geen toppers in het onderscheiden van allerlei soorten rauwe vis (tenminste: we denken dat het dat was...). Op goed geluk een aardig uitziend plaatje aangewezen en vervolgens, op aanwijzigingen-met-handen-en-voeten van de sushichef heerlijk en opgelucht gegeten voor slechts zo'n € 25,- samen.

De volgende dag met het boemeltje naar Hiroshima, waarover later meer.

Ik tempel, jij tempelt, wij hebben getempeld…

Dat is, heel in het kort, de samenvatting van de afgelopen week in het prachtige Nikko, het relaxte Kyoto en het intieme stadje Nara, hoewel het natuurlijk geenszins recht doet aan wat we hebben gezien.

Vanuit Tokio arriveerden we in het groene Nikko. Een groot deel van Nikko is door Unesco bestempeld tot Werelderfgoed en met recht. De schitterende complexen met (kleur)rijk bewerkte tempels, gelegen in het groen hebben een grote indruk op ons gemaakt vanwege hun ligging en het vakmanschap van hun bouwers. Ons hotel, ditmaal een traditionele Japanse Inn, lag ‘om de hoek' bij de tempelcomplexen, dus alle bezienswaardigheden lagen op loopafstand. We hadden een ruime kamer, die door schuifdeuren van houten latten en papier in drieën gedeeld was: entree met aparte wc en koelkast, woon/slaapgedeelte met tatamimatten en een soort serre met zicht op de tuin. Badderen kon in het gemeenschappelijke warme bad (denk aan een soort romeins bad in de sauna), maar dan wel de jongens-bij-de-jongens en de meisjes-bij-de-meisjes. In de lobby werden we verwelkomd door een Engelssprekende meneer (naar later bleek de enige Engelssprekende meneer in het hotel...), die de schaatscoach bleek van het Japanse internationale sprintteam. Heerenveen was bekend terrein en de volgende dag ging hij met ‘de jongens' de bergen in om te trainen, tot groot verdriet van zijn vrouw die het onderhand de hoogste tijd vindt dat hij met pensioen gaat. Naast een bezoek aan de grote bezienswaardigheden maakten we ook een heerlijke wandeling langs een oud pelgrimspad, langs diverse kleinschalige en meer intieme tempels en altaartjes en bezochten we een voormalig keizerlijk paleis, waar nog prachtig beschilderde schuifdeuren uit de 16e eeuw te zien waren. Mooi, mooi, mooi!

Met de supersnelle Shinkansen zoefden we vervolgens naar het heel warme Kyoto (35 graden plus), waar we op het onoverzichtelijke station toch in één keer de juiste metro naar ons hotel wisten te vinden. Hotel is eigenlijk niet het juiste woord: bij aankomst bleken we een mini-appartementje te hebben gehuurd. Een piepklein kamertje met stapelbed, twee stoeltjes, een tafeltje, een kledingrek en koelkastje op de vierde etage van een sportschool. Vandaar de schappelijk prijs waarschijnlijk, maar wij hebben nooit begrepen waarom je in een hotel iedere dag schone lakens en handdoeken nodig schijnt te hebben, dus het voldoet prima. De gemeenschappelijke ruimtes (met tafels en stoelen, een tv, magnetron, waterkoker) en het sanitair delen we met de medewerkers van de sportschool, waaronder een voormalig profwielrenner die in NL en België gekoerst heeft. We weten de topsporters wel te vinden hier! Het appartement naast ons (nog zo'n piepklein kamertje) is onbezet, dus na sluitingstijd hebben we het rijk alleen en kijken we zo nu en dan naar de Olympische Spelen op de grote tv. Vooral veel wedstrijden waarin Japanners de hoofdrol spelen natuurlijk, maar zo nu en dan zien we toch ook de Nederlandse sporters voorbij komen.

Na Nikko vielen de eerste tempels in Kyoto wat tegen, omdat deze niet de artistieke rijkdom hebben van die in Nikko. Maar langzamerhand kregen we oog voor de mooie ligging aan de rand van de stad en voor de vele prachtige tuinen met hun serene sfeer. Zen, zeg maar. En sommige tempels en tempelcomplexen zijn gewoon heel bijzonder, zoals het Gouden Paviljoen en de talloze rode poorten van Fushimi-inari-Taisha. Zie de foto's.

Kyoto heeft een andere sfeer dan Tokio: minder mondain, zakelijk en extreem en meer relaxed. Het is een overzichtelijke stad met een rechthoekig stratenpatroon (vgl. New York, hetgeen overigens in de 8e eeuw in China al gebruikelijk was!) en ons verblijf ligt aan de rand van een sfeervolle winkelwijk met kleine straatjes, winkeltjes, eethuisjes, etc. Met bus, metro en soms de trein zijn alle bezienswaardigheden goed bereikbaar en ook zijn we nog een dagje naar Nara geweest. Nara ligt ten zuiden van Kyoto en is beroemd vanwege zijn grote Boeddha-beeld en de hertjes, die los door het park en over de tempelcomplexen lopen.

We genieten dus van dit bijzondere land. Tot slot nog een paar eigenaardigheden: iedere ochtend je stoepje schrobben blijkt geen oud-Hollandse traditie maar een Japanse, als je je vuilniszak buiten zet dan leg je die onder een net zodat het vuil zich niet per ongeluk over straat kan verspreiden als de zak openvalt, betalen (in het restaurant, de bus, etc.) altijd bij de uitgang, in open schoenen draag je panty's of kanten sokjes, als je een brief moet laten frankeren bij het postkantoor wordt deze eerst door een mal gehaald om te kijken of hij wel door de brievenbus (Japans formaat) past en fietsen doe je hier op de stoep!

En verwondert u slechts…

En zo zitten wij, trotse bezitters van een Chinees visum in onze paspoorten (!), inmiddels zo'n vijf dagen in het Japanse Tokio. De jetlag zijn we langzamerhand kwijtgeraakt, hoewel we vaak in de loop van de middag nog even een ‘wegtrekker' hebben en een uurtje glazig uit onze ogen staren. Maar dat gaat iedere dag beter en 's nachts slapen we als rozen op onze Japanse bedjes, bestaande uit een paar matrasjes (futons) op de tatami-matten (vgl. de strandmatjes van Xenos).

Tokio is een bijzondere stad. Geen mooie stad, ondanks enkele bijzondere architectonische hoogstandjes en mooie tempels, maar vooral een stad die het moet hebben van zijn kenmerkende wijken. De afgelopen dagen hebben wij verschillende wijken bezocht en ons verwonderd over de totaal eigen stijl, cultuur en doelgroep van iedere wijk. In Ginza struikel je, bij wijze van spreken, tijdens het kijken naar de ferrari's, over de rode lopers van alle haute couturewinkels, terwijl de pubers in Harajuku zich als grote clowneske poppen of Goth uitdossen. In de Roppongi Hills combineren mensen wonen, werken, sport en amusement binnen een zo klein mogelijk gebied met een soms futuristische uitstraling en in Ueno gaat ‘de gewone man' met vrouw en kind op zondag (in ganzepas achter al zijn wijkgenoten aan) met vrouw en kind naar het park en de dierentuin. En in Asakusa tenslotte, slenteren binnen- en buitenlandse toeristen langs winkeltjes en eethuisjes in de gezellige en drukke straten rondom de mooie Senso-Ji tempel. Kortom: overal ‘voelt' de stad weer anders en steeds opnieuw is het leuk om mensen te kijken.

Opvallend is dat mensen heel vaak en overal zitten te slapen. In de metro (echt slapen, met het hoofd op de schouder van de buurman!), in het Tokio National Museum, tijdens de koffie bij Starbucks, in het park en ga zo maar door. Daarna(aast) zijn ze erg beleefd en heel georganiseerd. Als je uit eten gaat krijg je een mandje naast je stoel om je tas in te zetten, zodat er niemand over struikelt, als ze verkouden zijn dragen ze een mondkapje, zodat een ander niet besmet raakt en zweetdruppels worden afgeveegd met badstoffen doekjes die altijd bij de hand lijken te zijn. Wil je roken? Prima, maar dan alleen op de speciaal daartoe aangewezen plek. Dus geen geslenter door de stad met je peuk in je mondhoek, keurig bij elkaar in een hoekje naast de staande asbakken zoals wij die in NL op de stations kennen. Japanners houden niet van bruin worden, dus overal zien we hoedjes, parapluutjes, losse mouwen (soort maillot voor over je arm) en zelfs een soort ovenwanten aan het stuur van de fiets om de handen tegen de zon te beschermen. Waar blijkbaar nog geen remedie tegen gevonden is zijn kromme benen. Nog nergens ter wereld hebben wij zoveel O- en X-benen voorbij zien komen als hier in Tokio. Misschien komt dat doordat veel mensen van kleins af aan op te grote schoenen lopen, zodat ze vanzelf een beetje raar gaan lopen en hun benen vergroeien? We zijn er nog niet achter, maar het zou ons niet verwonderen gezien de regelmaat waarmee we mensen op te grote pumps of sandalen voorbij zien klepperen.

Maar misschien wel de meeste indruk maakt de netheid hier op ons: overal, echt overal is het brandschoon! In het hotel, op straat, op alle openbare toiletten, in de metro (Graffitti hebben ze hier ook niet), zelfs in achterafstraatjes is geen stukje papier of andere troep op straat bekennen. Maar ook geen prullenbakken, nog zo'n raadsel dat wij nog niet hebben opgelost! O ja, en de benzine komt hier uit het plafond...

Morgen trekken we verder, met de supertrein Shinkansen naar de pelgrimsstad Nikko en de Werelderfgoed Toshogu-tempel, in de bergen ten noorden van Tokio.